Een drama met de dood tot gevolg op Westerklief
Op maandag 20 juli 1857 doet er zich een dramatisch voorval voor op Westerklief. Een vrouw in geestelijke nood bevalt, op weg naar huis langs de kant van de weg, van een meisje. De moeder Reinou Vette, geboren Wieringen juli 1823 huwde in 1852 met Jan Boendermaker en is van beroep werkster. Zij wordt, na het horen van zes gedagvaardigde getuigen, schuldig bevonden van kindermoord voor de eerste maal gepleegd en veroordeeld tot de doodstraf, die zal plaatsvinden in de binnenstad van Amsterdam.
In oktober 1857 wordt voor het provinciaal gerecht van Noord Holland deze zaak, kindermoord gepleegd door een gehuwde vrouw, behandeld. Men gaat er van uit dat het kind na de geboorte is gesmoord terwijl, zo stelt men, het meisje levensvatbaar was. Echtgenoot Jan Boendermaker is tijdens het voorval, inmiddels vier jaar als zeeman op een buitenlandse reis, afwezig. Het levenloze meisje wordt aangegeven door de heel- en vroedmeesters Willem Johannes Driessen (39) en Pieter Maats (24).
Advocaat Binger
Reinou wordt tijdens de rechtszaak bijgestaan door advocaat mr. D. Binger. Hij dagvaardde prof. J. van Geuns en dokter J. Costers. Binger stelde hen enkele vragen waaronder de longenproef, wat moest dienen als bewijs voor de moord. Maar deze kon volgens de deskundigen niet als enig bewijs worden gebruikt. Het kind kon ook bij de baring zijn gestikt door bijvoorbeeld slechte zorg. De vraag blijft heeft Reinou de hand op de mond gelegd, zodanig dat het stikte. Het is ook mogelijk dat het kind bij het naar huis gaan, haar is ontvallen en daarbij bewusteloos is geraakt.
Ze leidde immers aan zenuwaanvallen en had verklaard dat het kind koud was toen ze het voor het eerst oppakte. Daarnaast heeft niemand het kind horen huilen. Al komen hierover twijfels van de buren. Men gaat er in eerste instantie van uit dat het meisje heeft geleefd maar verstikking met opzet wordt niet bewezen. Het kind is naar alle waarschijnlijkheid mee naar huis genomen, niet verstopt maar in wanhoop op een mesthoop geworpen. De geboorte is daardoor niet openlijk uitgekomen, mede uit angst voor de terugkomst van haar man en de schande die haar wachtte.
Wat deed er zich op die bewuste dag voor? Reinou is die dag werkzaam bij landman Jan Lont en zijn vrouw Trijntje Bakker, om te hooien. Rond de middag wordt ze onwel, zonder pijn en weeën. Ze besluit om al lopend over het binnenpad, naar huis te gaan, waar ze halverwege bevalt van haar kind. Toen ze bij haar zinnen kwam lag ze naast het kind en wikkelde het in haar boezelaar, zonder er op te letten of het kind leefde. In haar woning heeft zij het kind en nageboorte in een houten kistje met stro gelegd. De volgende morgen heeft ze het kind in een mesthoop, nabij haar woning, verstopt. Een dag later haalt ze het kind uit de mesthoop en legt het weer in het kistje, waar het door de huisvrouw van Anne Kooij(man), die afgaat op de geruchtenstroom, is gevonden.
Lont en Wagemaker
Dat Reinou uit grote armoede tot een onzedelijke levenswijze moest overgaan, voelde ze als een schande en toen raakte zo ook nog zwanger. Mensen uit haar omgeving zagen met lede ogen de zwangere Reinou aan, die niet wilde toegeven dat ze een kind verwachtte. De buren Cornelis Lont en Gerbrig Wagemaker, wonende naast haar in hetzelfde huis, waren bezorgt en overtuigt van haar zwangerschap. Jan en Trijntje Lont-Bakker, die waarschuwden voor het zware landwerk en het melken van de schapen. Trijntje gaf haar regelmatig iets extra’s voor de huur of een hemd en rok. Op de bewuste dag kwam buurman Jan Bakker haar nog tegen met bebloede kleding maar ze gaf niet toe.
Na het vonnis en de inbewaringstelling tekent Reinou cassatie aan. Het gratie verzoek, wordt in mei 1858 door Zijne Majesteit ingewilligd. De straf wordt gewijzigd in twaalf jaar tuchthuisstraf en Reinou verhuisd naar Huisduinen. Reinou Boendermaker-Vette overlijdt in april 1894 op zeventig jarige leeftijd als weduwe van Jan Boendermaker. In de akte wordt vermeld dat verdere relaties onbekend zijn. Jan Boendermaker, geboren maart 1826, is afkomstig uit Medemblik, vertrekt naar Schagen en trouwt op Wieringen. Aanvankelijk verdiend hij zijn geld als sjouwerman en kleermaker en later als zeeman in Marine dienst. Jan Boendermaker overlijdt in februari 1865, op 44 jarige leeftijd.
Westerklief
Naar aanleiding van dit verhaal reageerde achterkleinzoon Chris Cooke uit Nieuw Zeeland op dit verhaal. Hij is de achterkleinzoon van een van de twee eerder geboren kinderen van Reinou Vette. Bob Gorter uit Hippolytushoef heeft het levensverhaal van Reinou Vette in samenwerking met Chris Cooke uitgezocht.
Een korte samenvatting:
Antje Smit 1, moeder van Antje Smit 2 en ongehuwd, stierf toen Antje 2 tweeeneenhalf was. Kasper Vette en Dieuwertje Smit (haar grootouders) namen haar in huis en noemde haar naar haar overleden tante (die overleed op 12 jarige leeftijd) Renou Vette.
Antje Smit 1 overleed op 29 december 1825 in Callantsoog, 23 jaar, beroep dienstbode.
Reinou Vette (officieel Antje Smit) kreeg 3 kinderen:
- Cornelis Vette, geboren 18-04-1951, vader onbekend, vertrok naar Amsterdam 30-09-1872 en overleed in Nieuw Zeeland op 21-08-1945. De periode dat zijn moeder in gevangenschap zat woonde hij bij de familie Hutman en Klees. Cornelis veranderde zijn naam bij aankomst in Nieuw Zeeland in Charles Janson en later in Charles Johnson.
- Grietje Boendermaker, geboren Wieringen 24-08-1853, overleed Wieringen 02-02-1915.
- Doodgeboren meisje, geboren / overleden Wieringen 20-07-1857, vader onbekend.
Reinou trouwde met Jan Boendermaker op 20-10-1852. Hij overleed op 52 jarige leeftijd op 30-9-1878.
Tekst: Gea Klein – Hamming, geplaatst in Wieringer Courant / Wieringermeerbode rubriek ‘Dat was toen’ en op de website historischwieringen.nl
Op de Hoogte no.3 2018_digitaal bladzijde 21, het vervolg van het verhaal.
Bronnen: diverse kranten – websites Delpher en Archief Noord Holland. Correcties welkom.